Vermoorde onschuld, deel III

12-11-2013 19:52

07 maart 2011, 13.00 uur

Charles rijdt weg van ’t Pakhuis en overdenkt het gesprek dat hij zojuist met Manon heeft gevoerd. ‘Gerard heeft tijdens zijn relatie dus een aantal keren afgesproken met Marijke. Gezien de reactie van die vrouw in de richting van Marijke, is zij getuige geweest van de opbloeiende liefde tussen haar en Gerard. Dit maakt het verhaal van Gerard wel geloofwaardiger. Stel dat zij uit wraak Gerard laat opdraaien voor moord.’ Plotseling pakt Charles zijn telefoon en begint te bellen. ‘Hans Dursma, informatieco…’ Charles onderbreekt Hans in zijn gesprek. ‘Hans, geef mij het adres van de ouders van Gerard.’ ‘Ook goedemiddag Charles’, roept Hans mopperend aan de andere kant van de lijn. Hij kent de sociale vaardigheden van Charles inmiddels wel. Hoe gecompliceerder de zaak, hoe korter van stof. ‘Gerard zijn vader is twee jaar geleden gestorven. Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie woont zijn moeder op de Voor de poort 18 in Amstelveen. Ik ben nog niet verder gekomen met…’ De verbinding is al verbroken door Charles en hij stelt zijn Tom Tom in op het, door Hans opgegeven adres. Een half uur later staat Charles voor de deur van de moeder van Gerard. Na het aanbellen blijft het een aantal tellen stil, maar dan wordt de deur geopend. Een timide vrouw van ongeveer 65 jaar oud staat in de deuropening. Haar plooirok wordt omhelsd door een schort. In haar hand houdt ze een aardappelschilmesje, vermoedelijk net gebruikt voor het schillen. ‘Goedemiddag mevrouw, mijn naam is Charles Moonen van de recherche. Ik zou u graag willen spreken aangaande uw zoon, Gerard.’ De gemoedelijk blik van de vrouw verandert en verschrikt vraagt ze aan Charles. ‘Er is toch niets met mijn Gerard gebeurd?’ ‘Ik wil dit graag binnen met u bespreken mevrouw.’ De vrouw stapt opzij en gebaart aan Charles dat hij verder mag komen. Het huis is ouwelijk ingericht. Alle meubelen zijn van donker grenen, bekleed met fluwelen kussens. Over de eettafel ligt een kleed gedrapeerd, die Charles eerder aan ziet voor vloerkleed. ‘Ik had mij zojuist niet voorgesteld. Mijn naam is Ans Scheepers. Kan ik u kop koffie aanbieden?’ roept de vrouw naar Charles. ‘Als het niet te veel moeite kost, dan lust ik wel een kopje.’ Charles neemt plaats aan de eettafel en ziet dat de vrouw bezig is met het schillen van appels. ‘Wat bent u aan het klaarmaken?’, vraagt Charles om het ijs te breken. Met twee kopjes in haar handen loopt de vrouw de woonkamer binnen. ‘Ik maak een appeltaart voor Gerard. Hij komt morgen op bezoek en dan mag ik hem graag verwennen. Hij is mijn enige jongen ziet u.’ Charles pakt de linkerhand van Ans vast. ‘Gerard is vannacht aangehouden door de politie. Hij wordt er van verdacht dat hij betrokken is geweest bij de dood van Marijke Verveer.’ Ans trekt met een ruk haar linkerhand terug en staat op. Ze loopt van de eettafel naar het raam aan de voorzijde van haar woning. Daar staat ze een aantal tellen stil, in gedachten verzonken. ‘U denkt toch niet dat Gerard haar vermoord heeft?’ Ans draait zich om en kijkt vragend naar Charles. ‘Mevrouw Scheepers, op dit moment wijst het onderzoek uw zoon als verdachte aan. Hij is nog niet veroordeeld. Wat kunt u mij vertellen over de relatie tussen Gerard en zijn vriendin?’ De stemming van Ans slaat van verdriet over in woede. ‘Die trut heeft het leven van mijn zoon helemaal vergald. Ze hadden iets moois samen. Een leuke relatie, een prachtig huis, echt waar, alles nieuw. Dan zegt ze dat ze nog niet klaar is voor een relatie en schopt Gerard het huis uit. U moet begrijpen, er was geen land te bezeilen met Gerard. Hij ondernam niets meer, zat alleen nog maar thuis.’ Charles hoort Ans aan en stelt ongeduldig een volgende vraag. ‘Wat is haar naam?’ Ans probeert zich ter herpakken. ‘Wendy. Wendy Daniels. ‘Hadden Gerard en Wendy weleens ruzie met elkaar?’ Ans kijkt bedachtzaam. ´Niet dat ik mij kan herinneren. Wat ik zojuist al zei, het leek echt een perfect paar. Charles nipt een eerste slok van zijn hete kop koffie. ´Ik wil u een gunst vragen. Tijdens het insluiten van Gerard op het politiebureau heeft Gerard kans gezien te vluchten. Hij is te voet vertrokken en houdt zich ergens schuil, vermoedelijk niet al te ver van het politiebureau. Althans, ik geloof niet dat hij het risico durft te nemen om gezien te worden. Wij willen zijn positie gaan uitpeilen en daarvoor moet u Gerard bellen.´ Ans kijkt aandachtig naar Charles. ´Uitpeilen? Bedoelt u dat ik u moet helpen om Gerard te vinden?’ Charles kijkt Ans hoop vol aan. ‘Op het moment dat u contact krijgt met Gerard kunnen wij middels de zendmasten de positie van Gerard bepalen. Het enige wat u moet doen,  is zo lang mogelijk met Gerard in gesprek te blijven. Ans kijkt vragend naar Charles. ‘Wat moet ik hem dan zeggen?’ ‘Vraag hoe het gaat of iets in die trant. Vraag of hij naar u toe komt.’

07 maart 2011, 14.15 uur

Door een spleet van de gordijnen kruipt het daglicht de slaapkamer binnen. Ik draai mij om en op het moment dat het licht mijn ogen raakt, besluit ik ze te openen. Verschrikt ga ik overeind in bed zitten en kijk de slaapkamer rond. ‘Waar ben ik?’, heel even de gedachte aan een slechte droom, maar de droom is al gauw weer werkelijkheid en ik stap uit bed. Langzaam sjok ik richting de badkamer en stap onder de douche om mij vervolgens klaar te maken voor een nieuwe dag. Ik denk na over dat geen mij gisteren overkomen is. ‘Het is gewoon te toevallig.’ ‘Die ogen, die blik.’ Ik kan nergens anders meer aan denken. Na het douchen droog ik mij af en loop in de richting van de gang. Uit de kledingkast pak ik een spijkerbroek en een lekkere trui. Kijkend in de spiegel zie ik een kleine glimlach verschijnen op mijn gezicht. ‘Het ziet er niet uit, maar ik moet zo min mogelijk opvallen.’, bedenk ik me, wanneer ik mij zelf in iet wat te grote kleding bekijk.

Eenmaal aangekleed, begeef ik mij tree voor tree naar beneden en tref bij de voordeur een krant, half opengeklapt op de deurmat. Ik raap de krant op en open de tussendeur. In halve afwezigheid drentel ik richting de keuken en probeer mijn ontbijt bij elkaar te zoeken. Ik zet een bak koffie en neem ondertussen met mijn net gesmeerde boterham plaats achter de keukentafel. Zoals altijd begin ik ook nu met de sportsectie van de krant. Het pruttelen van de koffie op de achtergrond verstomt en ik sta op om de koffie te pakken. Ik schenk mijzelf een kop koffie in en lees verder. Na het lezen van de sportsectie schuif ik deze opzij en begin aan de voorpagina. Bijna een kwart van de voorpagina wordt bedekt met een foto van een vrouw die mij enigszins bekend voor komt. De foto trekt mijn aandacht en ik begin het artikel te lezen. Tijdens het lezen merk ik dat mijn adrenalineniveau begint te stijgen. ‘De politie heeft in het Vondelpark het levensloze lichaam aangetroffen van een vrouw. De politie heeft de identiteit van de vrouw kenbaar gemaakt. Het slachtoffer, Marijke Verveer, is door geweld om het leven gebracht. De politie zoekt getuigen….’ Ik zet mijn koffie neer en kijk na het lezen van de naam Marijke Verveer nogmaals naar haar foto. Vlagen van herinnering verschijnen in mijn gedachten en ik probeer te achterhalen waar ik haar eerder gezien heb. Als het openspringen van een kluis na het invoeren van de juiste code, bedenk ik mij ineens waar ik haar van ken. Het was op een stapavond dat ik haar leerde kennen, op het vrijgezellenfeest van Jaap zag ik haar voor het eerst. Die eerste blik die ze mij gaf, zal ik nooit meer vergeten. Ik had graag mijn beschonken toestand de schuld willen geven van mijn flirtacties. Ik had trouwens nooit verwacht dat het zou aanslaan, maar vijf minuten later zaten we aan de bar aan elkaars hand te frunniken. Er was nog afstand en die had ik kunnen behouden, maar toen haar lippen de mijne zochten,  kon ik geen weerstand bieden. Die donkerblauwe kijkers deden mij alle realiteitszin vergeten. Even was ik vrijgezel, dacht ik niet meer na over mijn vriendin die mij aan het begin van de avond nog veel plezier toewenste. Tijdens die kus kwam de realiteit alweer keihard in mijn gedachten, maar deze intensiteit had ik al lang niet ervaren. Het was ook die spanning dat ik nadien nog enkele malen met haar had afgesproken. Het waren ontmoetingen op parkeerplaatsen, donkere plekken. Ik wilde niet gezien worden, schaamte wellicht voor deze escapade. Hoe vaker ik naar Marijke ging, des te meer begon ik aan Wendy te denken. Uiteindelijk was het niet meer draaglijk. Ik dacht na over mijn relatie met Marijke. ‘Zou dit altijd zo blijven, of net als bij Wendy langzaam over gaan in minder spanning?’ Bij de laatste avond vertelde ik Marijke mijn gevoelens over onze relatie. Marijke begreep het wel, maar wilde mij overhalen om voor haar te kiezen. Het was een moeilijke keuze, maar ik hield zoveel van Wendy. Steeds meer kwam het besef wat ik gedaan had. Als Wendy dit ooit te weten zou komen, het zou haar hart breken. Het duurde weken voor ik Marijke uit mijn gedachten kon zetten. Ik ben nog enkele malen naar ’t Pakhuis gereden in de hoop haar daar te treffen. Maar telkens wanneer ik in de buurt was, liep ik weg. Nu had ik eindelijk rust. Kon mij weer volledig op Wendy focussen en zag hierdoor onze relatie groeien. Nog meer dan ooit besefte ik de waarde van onze relatie. Een vervelende gedachte landt  in mijn hoofd. ‘Zou Wendy ons gezien hebben?’ Het zou een verklaring kunnen zijn dat ze plotseling een einde maakte aan onze relatie. ‘Maar waar heeft ze ons dan gezien? We zijn zo voorzichtig geweest, toch?’ Ik probeer mijn aandacht terug te brengen naar de krant.

 ‘Marijke, wat is er toch gebeurd? Waarom zou iemand jou toch iets aan willen doen?’ Ik sla de krant dicht en loop richting de gang. Aan de kapstok hangt een halflange herenjas die ik pak en aantrek.  Ik moet erachter zien te komen waarom de politie mij verdenkt van de moord op Marijke. Maar waar moet ik nu beginnen? Vanuit de eethoek klinkt een trillend geluid en ik draai mij om. Op de eettafel zie ik mijn mobiele telefoon liggen. Ik loop naar mijn telefoon en zie op het scherm ‘mama’ staan. Ik druk op het telefoontje en krijg verbinding. ‘Ha die moeder, alles goed?’ Het is even stil aan de andere kant van de telefoon en ik denk ‘vanwaar die twijfel?’ ‘Mam?’ ‘Hé Gerard, waar ben je?’ Ik besluit even na te denken voor ik antwoord geef. ‘Wat is dat nu voor een eerste vraag, dat vraagt ze anders nooit’. ‘Ik ben gewoon thuis’, antwoord ik met enige twijfel in mijn stem. ‘Ach jongen, wat is er allemaal aan de hand?’ ‘Gerard, de politie is bij ons geweest en stelde allerlei vragen over dat meisje dat vermoord is in het Vondelpark, daar heb jij toch niets mee te maken?’ Aan de andere kant van de lijn hoor ik mijn moeder haar verdriet wegslikken. Ze klinkt angstig, bang voor mijn betrokkenheid, belachelijk. ‘Mam, ik weet niet waarom ze mij moeten hebben, ik heb hier niets mee te maken.’ Ik voel de behoefte om mijn verhaal aan iemand te vertellen. Iemand deelgenoot maken van mijn nachtmerrie. ‘Het ging allemaal zo snel mam. Ik liep door het Vondelpark en verstapte mij. Toen ik eenmaal opstond, voelde ik een duw in mijn rug en daardoor viel ik in de bosjes. Het eerste wat ik toen zag, was dat meisje!’ Ik neem een korte adempauze. ‘Mam? Dat meisje dat dood is, die in de krant staat. Denken ze dat ik haar vermoord heb?’ Een kleine stilte valt. ‘Gerard, de politie heeft kennelijk sterke aanwijzingen dat jij betrokken bent bij haar dood. Kende jij het meisje?’ ‘Ja mam, ik kende haar. Maar ik kan het niet over de telefoon.. Ik wil het niet over de telefoon vertellen.’ Op de achtergrond hoor ik gefluister en ik hoor mijn moeder zacht hummen. ‘Gerard, kom anders naar ons toe?’ hoor ik mijn moeder enigszins vragend zeggen. Enigszins verbaasd probeer ik haar vraag te beredeneren. ‘Wie is daar nog meer bij mijn moeder? De politie?’ Voor ik antwoord geef overdenk ik mijn komende acties.‘ ‘Ik kom vanmiddag wel even langs’, zeg ik tegen mijn moeder en hang op.

Een stilte aan de andere kant van de lijn. Ans legt haar telefoon neer en kijkt Charles aan. ‘Dat heeft u goed gedaan mevrouw, denkt u dat Gerard naar Amstelveen zal komen?’ Ans trekt haar schouders omhoog en slikt haar tranen weg. Ze wil ontwaken uit een kwade droom en zoekt bevestiging. ‘U denkt toch niet echt dat Gerard met deze moord te maken heeft?’ Ans wrijft de tranen uit haar ogen en kijkt Charles hoopvol aan. ‘Wij houden op dit moment overal rekening mee, Gerard werd aangehouden vlakbij het plaats delict en zat onder het bloed. Er zijn echter ook andere sporen die wij verder moeten onderzoeken, belangrijk in ieder geval is dat we Gerard treffen en hem verhoren op het bureau.’ Uit de jaszak van Charles klinken twee ping-geluiden, wat duidt op een ontvangen sms. Charles pakt zijn mobiel en toetst zijn pincode in. Op het scherm verschijnt één nieuw bericht, afkomstig van de divisie recherche: ‘gesprekslocatie vastgesteld’. Charles zoekt in zijn contactpersonen naar het nummer van Hans van Boekel, rechercheur bij de divisie en gespecialiseerd in alles wat betrekking heeft tot elektronica. ‘Met Hans.’ klinkt er aan de andere kant van de telefoon, nadat Charles het juiste nummer gevonden heeft. ‘Hans, ik heb net je bericht ontvangen. Ik begrijp dat jullie de locatie waar vandaan Gerard belde konden traceren?’ ‘Yep, Gerard belde over de mast nabij de Nieuwe Hemweg.’ ‘Nieuwe Hemweg, dat zegt nog niet waar Gerard verblijft, kun je niet nauwkeuriger zijn?’ Aan de andere kant van de lijn klinkt het getik van een toetsenbord, wat er op duidt dat Hans driftig op zoek is naar een antwoord. ‘Het is moeilijk te zeggen, maar als ik Google maps erbij pak, dan zou ik zeggen dat je moet zoeken in de omgeving van het Zaandammerplein.’

‘Ans, bedankt voor uw medewerking. Er blijft een collega van ons in de nabijheid van uw woning om te kijken of Gerard bij u langs komt. Mocht Gerard contact opnemen met u, dan zou ik graag zien dat u contact met mij opneemt. Charles pakt uit de binnenzijde van zijn jas een visitekaartje en overhandigt deze aan Ans. Charles trekt de deur achter zich dicht en loopt naar de onopvallende dienstauto van een collega uit Amstelveen. Het raam van het portier van de bestuurder gaat naar beneden en de hand van de bestuurder reikt zich uit naar Charles. ‘Hallo, ik ben Bram.’ Charles beantwoordt de hand van Bram en produceert een klein knikje. ‘Ik ga ervan uit dat je op de hoogte bent van de situatie?’ Charles kijkt de bestuurder vragend aan. ‘Helemaal. Ik ben kort gebriefd door mijn operationeel chef. Als die klootzak hier de straat inloopt, dan bel ik direct naar jou.’ Charles kijkt Bram bedenkelijk aan. ‘Je belt naar mij als je hem in de straat ziet, je onderneemt zelf geen actie.’

 Charles loopt verder door naar zijn auto. Nadat hij zijn telefoon in de carkit heeft geplaatst, selecteert hij het nummer van het politiebureau Houtmankade. Een, voor Charles, veel te vrolijke stem weerklinkt aan de andere zijde van de verbinding, ‘Politie Houtmankade, met Irene.’ ‘Met Charles Moonen, recherche, ik ben op zoek naar de dagcoördinator.’ ‘Een momentje!’ Op enige afstand van de hoorn, maar nog steeds goed hoorbaar schreeuwt Irene door de agentenwacht. ‘Dennis! Telefoon voor jou, ene Charles Moonen?’ Het is even stil, maar vrij kort daarna klinkt een mannenstem door de telefoon. ‘Met Dennis.’ ‘Dennis, je spreekt met Charles Moonen. We draaien een onderzoek naar de moord op Marijke Verveer, de vrouw uit het Vondelpark.’ Dennis onderbreek Charles. ‘Van die vent die hier weggelopen is? Ik kan nog steeds niet geloven dat iemand, die zegt onschuldig te zijn, een poging doet om te ontsnappen en….’ ‘Niks poging!’ onderbreekt Charles opgewonden. ‘Jullie zijn onnauwkeurig geweest, maar genoeg geouwehoer. We hebben de omgeving waar de verdachte verblijft vast kunnen stellen, hij verblijft vermoedelijk in de omgeving van het Zaandammerplein. Ik wil dat jullie twee man in burger in die omgeving laten surveilleren, zodat we de exacte locatie vast kunnen stellen.’ Enigszins voorzichtig antwoord Dennis. ‘Ik zal zorgen dat twee collegae dit gaan uitvoeren en….’ De verbinding wordt verbroken door Charles, een verbijsterde Dennis achterlatend. ‘Incompetente zak.’ denkt Charles en terwijl hij afgeeft op zijn collega, start hij de motor van de dienstauto. Met een geïrriteerd gevoel vertrekt Charles richting het bureau. Vanaf de Camera Obscuralaan slaat Charles rechtsaf de Oranjebaan op. Charles ontwaakt uit zijn frustratie op het moment dat hij buiten de auto een hard geschreeuw hoort. Dan bemerkt Charles dat hij zojuist door het rode verkeerslicht is gereden. Zonder de persoon die schreeuwt een blik van verontschuldiging te gunnen, rijdt Charles onverminderd hard door.